De domeinen van de deeleconomie
Door: Jessica Slijpen Als je de media volgt de laatste weken lijkt het alleen nog maar over Airbnb en Uber te gaan. Het zijn spraakmakende en beeldbepalende organisaties maar ze vertegenwoordigen slechts één van de vele varianten in de deeleconomie: deelplatformen met een commercieel businessmodel en een internationale focus. Veel minder in het nieuws, maar minstens zo reëel, zijn de vele kleinschalige deelinitiatieven zonder businessmodel en zonder de ambitie om er in eerste instantie inkomen uit te genereren. Denk aan Facebookpagina 0181, opgezet door mevrouw Votsis om haar kliekjes aan anderen weg te kunnen geven. Of bijvoorbeeld één van de vele ‘weggeefgroepen’, zoals Ik Geef Weg.
De deeleconomie is zo breed en gevarieerd als de reguliere economie. En wat er precies wel of niet onder valt, daar lopen de meningen ook nog over uiteen. Het gaat in ieder geval om een verschuiving van bezit naar gebruik: je hoeft niet zelf een bladblazer te bezitten als je deze ook van een buurtgenoot kan gebruiken. Ook staat het beter benutten van stilstaande capaciteit centraal: als mensen samen auto’s gebruiken heb je minder auto’s nodig. En capaciteit gaat niet alleen om spullen maar ook om bijvoorbeeld kennis en vaardigheden: de buurtgenoot die jou Spaans kan leren. Tot slot bloeit de deeleconomie door slim gebruik te maken van sociale internettechnologie - waaronder Facebook. Mede daardoor komen vraag en aanbod bij elkaar. Nu kan ik opeens die auto, bladblazer of ‘leraar’ Spaans vinden.
Het opzetten en ‘runnen’ van een Facebookpagina of WhatsApp-groep kost geen geld – je investeert wat tijd, zorgt voor een aantal volgers en als je een goed concept hebt kom je daarmee een heel eind. En misschien ook meteen ver genoeg. Een laagdrempelige manier om mensen met elkaar in contact te brengen, spullen en kennis te delen. Bijzonder handig voor lokale initiatieven met een redelijk eenvoudige (lineaire) stroom van vraag en aanbod. En een geweldige manier om een concept dat potentieel groter kan worden alvast in het klein uit te proberen. Zo zijn nu bekende en succesvolle platformen als Peerby, Thuisafgehaald en WeHelpen enkele jaren geleden ook begonnen. Puur vanuit een persoonlijke behoefte, zonder businessmodel of ambitie om het groot te maken. Mooie persoonlijke verhalen zijn op hun websites te vinden.
De concepten bleken echter zo goed te werken dat al snel de behoefte kwam aan ‘meer’. Om vraag en aanbod goed te kunnen koppelen, wil je namelijk al snel meer functionaliteit dan je op bijvoorbeeld Facebook kunt realiseren. Zodat gebruikers alleen de informatie krijgen die voor hen relevant is, om locatiegegevens te kunnen toevoegen, om gemakkelijk te kunnen zoeken, om vertrouwensinstrumenten (zoals identiteitscheck, reputatie) te kunnen toevoegen, et cetera. Dus dan worden websites en software ontwikkeld… en dat kost geld. Niet eenmalig om een platform te ontwikkelen, maar ook om dit te onderhouden en – minstens zo belangrijk – om de ‘community’ op te bouwen en te ondersteunen. Om mee te ontwikkelen met wat de gebruikers graag willen.
Het ‘zijn’ van een deelplatform kost veel tijd en geld. De meeste initiatiefnemers stoppen hier hun ziel en zaligheid in, evenals een toegewijde groep mensen om hen heen. Maar voor deelinitiatieven waarbij de Facebookgroep niet volstaat, is dit geen duurzaam model. Soms ontvangen zij subsidie van bijvoorbeeld Stichting Doen vanwege de mooie sociale effecten die de platformen teweeg brengen. Maar subsidie is eindig. Dus zoeken deze platformen naar andere financiering. In de vorm van sponsoren, crowdfunding, partnerships, of reclame. Óf door te laten betalen voor de dienst die het platform levert.
En zo is het landschap van deelinitiatieven heel breed. Met ontelbare kleinschalige en lokale platformen die prima draaien en veel moois opleveren. Opkomen en soms ook weer verdwijnen. En aan de andere kant een groeiend aantal geprofessionaliseerde deelinitiatieven, variërend van commercieel tot non-profit. En die het ook niet altijd redden, ondanks alle energie die erin gestoken is. Zo heeft Toogether – een nestor in het rittendelen – recent moeten besluiten dat het niet meer haalbaar is om verder te gaan. En heeft daar een bijzonder mooi blog over geschreven om haar lessen te delen – geheel in de geest van de deeleconomie.
Valt er een algemene les uit te leren? Is het ene model beter dan het andere? Het hangt volledig af van de aard van de dienst en de ambities die de betrokkenen ermee hebben. Net zo goed als er in de basis niks mis mee is om een goede boterham te verdienen aan het bieden van een goed deelplatform. Dat is immers de markt van vraag en aanbod: als de gebruikers jouw ‘fee’ over hebben voor de diensten die je biedt, is dat prima. Maar er mag wel van elk platform – professioneel of vrijwillig – verwacht worden dat zij transparant is in haar doelen en motivaties. Zodat je als gebruiker zelf de keuze kunt maken wat jou past. Teruggrijpend op de uitgangspunten (verschuiving van bezit naar gebruik en betere benutting van ongebruikt kapitaal) is het alleen maar mooi als er een zo breed mogelijk spectrum ontstaat waardoor er in alle economische domeinen alternatieven ontstaan. Waarmee we samen de wereld weer een ‘nudge’ in de goede richting geven.
Auteur: Jessica Slijpen - co-creator bij shareNL